Ik glimlach
De verkoopster
Blijkt aangenaam verrast
Zij kan het niet verbergen
Of ik wel zeker ben
Vraagt zij
Ik bestel echt de zwarte jeansstof
Veertien meter
Jeansstof van gewone kwaliteit
Zwart
En nog eens twee meter
Die heb ik nodig voor de hoofden
Gelijke hoofden
Zo wat zonder expressie weet je
Als uit een mal
En toch weer niet wegens
De uitdrukking van het gelaat
***
Fijne lippen met weinig afstandelijkheid
Ogen van verlangen van vragen een beetje onderzoekend
Mooie ogen
Ogen om elke dag te willen ontmoeten
Ogen die de mijne kunnen kruisen
Even vasthouden
Uitnodigende ogen
Ogen die reizen willen en vooral
Ogen die veel hebben gezien
Waarschijnlijk zoveel gezien
Dat het bijwijlen moeilijk draaglijk wordt
***
Ik glimlach
Wanneer ik merk dat de verkoopster worstelt
Met stof en inpakpapier
Zij kan het niet verbergen
Of het zo zal gaan
Vraagt zij
Ik denk niet dat ik nu al ga
De reis is immers nog zo ver
Ik zal eerst moeten rusten
Samen
Met de drie anderen
Die ik heel graag zie
De reisgenoten
***
Lang lui laten wij ons stralen door de opkomende zon
Laten wij onze lijven warmen
Als hagedissen voor de ochtendkoffie
Wij zwijgen
Wachten stil
Op de aantrekkende bries die ons nopen zal
Tot de afreis
Weg van deze aarde
Weg van deze gronden
Weg van het plateau waarvan ik zoveel houd
Weg
Van klei en zand
Van bron en loopjes
Van sterretjesmos en waterweegbree
Van gronden waaraan ik mij wou hechten
***
Dromen zij zich ook de wereld
Dromen zij wervelend of
Rimpelend of in beweging
Dromen zij in cirkels
Weerom weerom en telkens weer weerom
En eindeloos opdat wie wenst een plek kan krijgen
Opdat ooit een dag
Elk van ons het liedje zingen kan
Hier leg ik mijn zakdoek neer
***
En zie
Ik hoor eindelijk weer de kinderstemmen
Ik heb er zo naar verlangd
Zonder het te weten verlangd
Naar wat ik vergeten was
De verwondering van het kind
Voor klei en zand
Voor bron en loopjes
Van sterretjesmos en waterweegbree
***
Ik glimlach
De verkoopster kijkt mij na
Met veertien meter jeansstof onder de arm
Om nog wat zwarter bij te kleuren
Om het dan met wit te verlichten
Antwoord ik haar vragende ogen
Zij kan het niet verbergen
Moet je nog ver
Vraagt zij
Naar de andere kant
Ik zoek het licht en water en lucht
Maar niet alleen
***
En zie
Wij laten het water spoelen over onze naakte lijven
Het stof van de lange reis
Het zout van de wangen en de lippen
Het vuil van handen en voeten
De oude stemmen uit het hoofd
De beelden van de ogen
Die veel hebben gezien
Het spoelt met zachte water en welriekend sop
Uit onze lijven
Blikken kruisen
***
Ik glimlach
De verkoopster wenkt
Vraagt naar de reisgenoten
Naar het meer
Het strand
De ondergaande zon
Het licht van de eerste valavond
Maar zie
Zegt zij
Jij moet helemaal niet ver meer...
Jij bent er
De verkoopster
Blijkt aangenaam verrast
Zij kan het niet verbergen
Of ik wel zeker ben
Vraagt zij
Ik bestel echt de zwarte jeansstof
Veertien meter
Jeansstof van gewone kwaliteit
Zwart
En nog eens twee meter
Die heb ik nodig voor de hoofden
Gelijke hoofden
Zo wat zonder expressie weet je
Als uit een mal
En toch weer niet wegens
De uitdrukking van het gelaat
***
Fijne lippen met weinig afstandelijkheid
Ogen van verlangen van vragen een beetje onderzoekend
Mooie ogen
Ogen om elke dag te willen ontmoeten
Ogen die de mijne kunnen kruisen
Even vasthouden
Uitnodigende ogen
Ogen die reizen willen en vooral
Ogen die veel hebben gezien
Waarschijnlijk zoveel gezien
Dat het bijwijlen moeilijk draaglijk wordt
***
Ik glimlach
Wanneer ik merk dat de verkoopster worstelt
Met stof en inpakpapier
Zij kan het niet verbergen
Of het zo zal gaan
Vraagt zij
Ik denk niet dat ik nu al ga
De reis is immers nog zo ver
Ik zal eerst moeten rusten
Samen
Met de drie anderen
Die ik heel graag zie
De reisgenoten
***
Lang lui laten wij ons stralen door de opkomende zon
Laten wij onze lijven warmen
Als hagedissen voor de ochtendkoffie
Wij zwijgen
Wachten stil
Op de aantrekkende bries die ons nopen zal
Tot de afreis
Weg van deze aarde
Weg van deze gronden
Weg van het plateau waarvan ik zoveel houd
Weg
Van klei en zand
Van bron en loopjes
Van sterretjesmos en waterweegbree
Van gronden waaraan ik mij wou hechten
***
Dromen zij zich ook de wereld
Dromen zij wervelend of
Rimpelend of in beweging
Dromen zij in cirkels
Weerom weerom en telkens weer weerom
En eindeloos opdat wie wenst een plek kan krijgen
Opdat ooit een dag
Elk van ons het liedje zingen kan
Hier leg ik mijn zakdoek neer
***
En zie
Ik hoor eindelijk weer de kinderstemmen
Ik heb er zo naar verlangd
Zonder het te weten verlangd
Naar wat ik vergeten was
De verwondering van het kind
Voor klei en zand
Voor bron en loopjes
Van sterretjesmos en waterweegbree
***
Ik glimlach
De verkoopster kijkt mij na
Met veertien meter jeansstof onder de arm
Om nog wat zwarter bij te kleuren
Om het dan met wit te verlichten
Antwoord ik haar vragende ogen
Zij kan het niet verbergen
Moet je nog ver
Vraagt zij
Naar de andere kant
Ik zoek het licht en water en lucht
Maar niet alleen
***
En zie
Wij laten het water spoelen over onze naakte lijven
Het stof van de lange reis
Het zout van de wangen en de lippen
Het vuil van handen en voeten
De oude stemmen uit het hoofd
De beelden van de ogen
Die veel hebben gezien
Het spoelt met zachte water en welriekend sop
Uit onze lijven
Blikken kruisen
***
Ik glimlach
De verkoopster wenkt
Vraagt naar de reisgenoten
Naar het meer
Het strand
De ondergaande zon
Het licht van de eerste valavond
Maar zie
Zegt zij
Jij moet helemaal niet ver meer...
Jij bent er