|
PORSELEIN Hoe zou het zijn te kijken In ‘t wit en blauw van mooie ogen Hoe zou het zijn te kijken Naar hemel boven het plateau Naar wit van porselein uit Dresden Zo komen een na een Herinneringen langs mijn weg Trage vingers aaien mijn beelden En sluiten heel voorzichtig De deur van de vitrinekast Eens om de zoveel tijd Neem ik het verleden bij de hand En voel en kijk In ’t wit en blauw Van breekbare woorden CRAQUELE De kleur van hemel na de regen Gevangen tussen groen en blauw Caeledon van tsjonkende gouwe ’T is als knielen bij het papegaaizwammetje En het zonlicht vangen Door de hoed Helder groen mateloos blauw En fijn de craquelé Alsof ik kijk in de palm van je hand ROSENTHAL Rijstpapier Met het watermerk van Hahnemühle Stuifsneeuw Op de stelen van de berenklauw Stuifsneeuw Tegen het bevroren blauw van het plateau Zilverreiger Tussen de sneeuwoevers van de koude Velpe Mistwolken Uit het ochtenddal tussen de Perre de Culot Boerenbrood Op steen gebakken en gesmeerd Varkensvet Smeuïg smout gestold Fleur de sel Geschraapt van kleibassins en van de zee geoogst Uit de bodem van de aarde Uit de ondraaglijke hitte van vuur Porselein KAOLIEN Ik bewonder mateloos man of vrouw Die zonder aarzelen De chemische formule kan verwoorden Al2Si2O5(OH)4 Wit bruinwit grijswit Geelwit grijsgroen kortom gewoonweg wit Met een hardheid van anderhalf tot twee En haast drie gemiddeld dicht Vind je de glans eerder maar dof Erken dan de opaciteit Perfect de splijting buiten kijf Dit mineraal komt van de goden EENLING Ik kijk naar jouw handen Met handschoenen van kaolien Naar broze schalen in jouw schoot Jij vraagt naar de oven of hij heet is En kijkt bijwijlen angstig naar de krimp Of het glazuur wil smelten En de grijze kleikleur neigt naar wit Jij bent De kleibakker De eenling Jij kijkt naar mijn handen Met potlood gom en heel veel woorden En schriftjes van uit Dille en Kamille Ik vraag naar het ritme of het goed is En zijn de woorden wel mijn beelden Kunnen zij doelloos reizen En vinden zij een woonst Ik ben De dichter De eenling ESPRESSO De wereld kent eb en vloed Getijden Gevoed door gevoelens Veel verzandt Hoopt zich op Raakt verstopt en Spoelt weer uit Met springtij bij de volle maan Van hoog en ver miauwt De buizerd en volgt zijn vlucht Ik zucht en wals de koffie Espresso in een porseleinen kopje MIJN VERLANGEN IS TE GROOT Mijn verlangen is te groot Het zit mijn schrijven in de weg De permanente onrust Belemmering voor ’t schone woord Mijn verlangen is te groot Het breekt mijn porselein aan scherven Het stuurt mijn handen waar Zij niet horen te zijn Mijn verlangen is te groot Ik lang de ademloze muze Ofschoon zij meestal aanklopt Terwijl ik aan het fietsen ben PIMPELMEES Zij mengt en maalt en maalt En mengt en calcineert Wolken melkkleurende klei In de kneedtrog in de tuin Hemels het blauw en Veelbelovend het wit waartussen De blik van de pimpelmees De ruis van de vroege ochtendbries Straks heet zij de oven Staat zij alleen met het vuur Het lange wachten Het trage koelen PARADOX Hoeveel zakken varens zal ik branden Voor een schamel kopje grijze as Hoeveel scherven zal ik rapen Alvorens ik tevreden zuchten zal Eindelijk vind ik evenwicht Als een kind in de kast verstopt Tel ik traag tot tien en fluister Voor mij uit: hij komt Wil ik gevonden worden of Verlang ik naar de eenzaamheid Ik omklem de sleutel van de kast De porseleinen paradox KOFFIEMOLEN Weer een ochtend met slierten zon Die strepen trekt doorheen de keuken Weer de zuidwester die steels De bloembakken met erica beroert Ik maal de bonen van Onan en Zing hees het liedje van de molen Straks roer ik een espresso Zwart in een porseleinen kopje |